Oerdis

In de prehistorie leefden mensen van wat de natuur hen bood. Ze waren jagers/verzamelaars. Ze aten vlees, vis maar ook planten, vruchten en zaden. Het blijkt dat ondanks verbeterde levensomstandigheden dankzij de welvaart toch allerlei welvaartsziekten zijn ontstaan. Ons genoom is sinds de prehistorie nauwelijks veranderd en weet zich daarom geen raad met het huidige voedingspatroon. Het is daarom noodzakelijk om weer zo te gaan eten dat ons voedsel in harmonie is met ons genoom. Volgens Frits Muskiet zijn in onze huidige voeding minstens zeven knelpunten aan te geven.

 

 

 

 

 

1. Samenstelling macronutriënten (vetten, koolhydraten en eiwitten)

Onze voorouders aten waarschijnlijk meer eiwitten , vetten en minder koolhydraten.

% van de voeding
Prehistorie
Aanbevelingen nu
Eiwitten
19-35%
12-22%
Vetten
28-47%
20-30%
Koolhydraten
22-40%
55-60%

 

Opvallend is de toename van koolhydraten terwijl we juist minder zijn gaan bewegen. Koolhydraten hebben we nodig als onderdeel van onze voeding. Veel koolhydraten hebben we echter alleen nodig als we veel bewegen. We eten gemiddeld overigens veel minder koolhydraten dan de aanbevelingen, namelijk 45 energieprocent.

2. Vetzuursamenstelling

Uit een onderzoek van TNO in 2007 in opdracht van het voorlichtingsbureau Margarine,Vetten en Oliën blijkt de volgende vetzuursamenstelling

Voedingsstof
Geslacht
Aanbeveling
Inname
Alfalinoleenzuur
ALA omega 3
Man
Vrouw
1%
1%
0,63%
0,59%
Linolzuur
Omega 6
Man
Vrouw
2%
2%
5,8%
5,5%
EPA/DHA
Man
Vrouw
450 mg
450 mg
103 mg
84 mg

 

De verhouding omega 6 en omega 3 is 10 : 1 terwijl het vroeger 1:1 was.  Als we teveel omega 6 binnen krijgen, wordt omega 3 niet of onvoldoende afgebroken omdat voor de omzetting van omega 6 en omega 3 dezelfde enzymen worden gebruikt en de omega 6 familie dominant is.

We eten te weinig omega 3. En deze wordt niet goed omgezet in EPA en DHA. Omega 3 hebben we nodig ter voorkoming van hart-en vaatziekten. Bovendien remmen ze ontstekingen en auto-immuunziekten. Er zijn aanwijzingen dat omega 3 vetzuren een rol spelen bij depressie, dementie, agressief gedrag en slechte concentratie. Voor de opbouw van de membramen in het zenuwweefsel, de hersenen en het netvlies zijn EPA en DHA nodig.

We eten te veel verzadigd vet. Het vlees van wilde dieren bevatte 2-4 % vet met relatief veel omega 3. Ons huidige vee, dat op graan leeft, bevat 20 -25 % vet dat voornamelijk bestaat uit verzadigd vet.

3.  De glycemische belasting

We eten te veel bewerkte producten en weinig groeten en fruit. De glycemische belasting is hierdoor sterk toegenomen. De glycemische index geeft aan hoe snel het bloedglucosegehalte stijgt na het eten van koolhydraten vergeleken met het eten van glucose of witbrood. De glycemische belasting houdt ook rekening met de hoeveelheid koolhydraten in een voedingsmiddel en geeft daarom een beter inzicht. Zo is de glycemische index van wortels hoog maar de glycemische belasting laag omdat er weinig koolhydraten in wortels zitten. Producten met een hoge glycemische belasting laten het bloedsuikerglucose heftig schommelen. Dit kan leiden tot welvaarsziekten zoals diabetes 2, overgewicht en metabool syndroom.

Producten met een hoge glycemische belasting zijn rijpe, sterk bewerkte en doorgekookte voedingsmiddelen. Door deze minder te eten, wordt je bloedglucosegehalte stabieler. Ook helpt het voor het verlagen van de glycemische lading om meer vezels, eiwit en/of vet te eten.

4. Het gehalte aan micronutriënten (vitamines en mineralen)

Voedzame producten hebben we vervangen door lege calorieën. Uit resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2003 van het RIVM blijkt slechts 2% 200 gram of meer groenten per dag consumeert. Slechts 8% haalt de aanbevolen hoeveelheid fruit. Hierdoor krijgen we te weinig vitamines en mineralen binnen.

5. De zuur-base balans

De PH van ons bloed schommelt tussen 7,35 en 7,45. Alleen binnen deze marge is leven mogelijk. We gedijen het beste bij een licht alkalisch milieu.

Ons voedsel kan als volgt worden ingedeeld:
Sterk zuurvormend: vlees, vis, gevogelte, ei en soja(producten)
Zuurvormend: peulvruchten (ook pinda’s), granen, kaas
Basevormend: vloeibare melkproducten
Sterk basevormend: groenten, fruit, aardappelen

Voedsel met een hoge zuurrest bevat voornamelijk fosfor, chloor, zwavel. Voedsel met een hoge baserest bevat voornamelijk natrium, kalium, calcium, magnesium en ijzer. Het gaat niet om de losse mineralen maar om de verbindingen die tijdens de stofwisseling ontstaat.

Of het verwerken van organische zuren een probleem vormt is mede afhankelijk van de kracht van de darmen. Maar ook of ons lichaam nog voldoende in staat is om deze zuren op te ruimen. Dit verloopt onder meer via de nieren, de huid maar ook door bewegen doordat we dan CO2 kwijt raken. Ook verzurende gedachten en stress bepalen onze zuurgraad. Als we teveel zuur vasthouden stoot het bloed dit overschot aan zuren af naar onze weefsels. Ook dit zou een oorzaak zijn van veel welvaartsziekten.

Ons eten is in het Westen te verzurend. We eten meer zuurvormende producten dan base-vormende producten. Terwijl onze gezondheid gebaat is bij een licht basisch milieu. Voedsel met een baseoverschot beschermt ons tegen osteoporose, gewrichtsklachten en jicht. In het oerdis krijgen we relatief meer eiwitten binnen. Dit kan ter voorkoming van verzuring worden gecompenseerd met voldoende groenten, fruit en noten.

6. De natrium-kalium verhouding

We eten te veel natrium. Dit zit o.a. in kant en klaarmaaltijden en snacks. We krijgen gemiddeld 10 tot 11 gram zout per dag binnen. De Gezondheidsraad adviseert maximaal 6 gram zout per dag te nemen. En we eten te weinig kalium vanwege de lage consumptie van groenten en fruit. Hierdoor is de verhouding natrium kalium verstoord. Dit bevordert een hoge bloeddruk en osteoporose.

7. Gehalte aan vezels

Groente en fruit zijn belangrijke bronnen van vezels*. Slechts 5 tot 10% van de Nederlanders eet voldoende voedingsvezel. De richtlijn bedraagt 3,4 gram per megajoule (of 14 gram per 1000 kilocalorie) per dag voor iedereen ouder dan 14 jaar. De dagelijkse inname van de gemiddelde consument bedraagt echter slechts 2,0 gram per megajoule (MJ) per dag. Vezels zorgen voor een goede darmwerking. Bovendien geven ze een verzadigingsgevoel. Hierdoor wordt overgewicht voorkomen,

* dat geldt ook voor volkorengranen maar die worden niet geadviseerd in het oerdis