Wetenschap is georganiseerde kennis

Vorige zomer keek ik naar de laatste uitzending van kijken in de ziel. Dit jaar werd gesproken met toonaangevende wetenschappers. Het sprak me enorm aan. Na de uitzending voerde ik een discussie via twitter die hierbij aansloot.

Het nut van wetenschap: verder kijken dan je mening

Ik ben als afgestudeerd klinisch epidemioloog zelf zeker geen toonaangevend wetenschapper. Maar misschien juist daarom stel ik mezelf regelmatig de vraag over het nut van de wetenschap. Voor mijn master vond ik wetenschap maar star en daarom saai. Ik kan om mijn eerdere standpunt nu erg lachen. Ik vind wetenschappers helemaal niet saai of wellicht ben ik wel saaier geworden 😉 Omdat ik wel altijd bleef vragen en onderzoeken ging ik juist een master volgen en leerde ik dat mijn standpunt over wetenschap veel te kort door de bocht was. Ja ik beken!

Wetenschap is geen mening, maar het zijn afspraken op welke wijze je wetenschappelijk onderzoek samenvat. Ergens een onderzoek opzoeken dat jouw mening bevestigt heeft niets met wetenschap te maken. Nee, dan kijk je naar al het beschikbare onderzoek en weegt die af. Daarbij kijk je ook naar de opzet van het onderzoek en dat betekent dat je ook de statistiek beoordeelt. En beseft dat onderzoek over dieren niets zegt over mensen.

En het ene vak is niet het andere vak. Voeding is zo complex dat het lastig is stellige conclusies te trekken. In je lichaam vinden zoveel interacties plaats. Welke zijn relevant en welke niet? Maar ook is voeding in het ene land anders dan in het andere land. Ook zijn er praktische knelpunten, bijvoorbeeld pinda’s en noten worden in onderzoek vaak samengevoegd omdat mensen het ook zo gebruiken. Maar de samenstelling is heel anders, dus om een goede conclusie te trekken zou een splitsing van de gegevens de voorkeur hebben. Resultaten zijn hierdoor moeilijk te vertalen naar het effect in de dagelijkse praktijk. Dat betekent echter niet dat er totaal geen conclusies getrokken kunnen worden. Want die trek niet alleen op basis van goed onderbouwd onderzoek maar o.a. ook door te kijken naar wat er bekend is over fysiologie/pathologie.

Het gaat ook om smaak en praktische toepasbaarheid

Kun je dan alleen adviezen geven op basis van wetenschap? Nee dat lijkt me redelijk onmogelijk. Alleen al uit praktische overwegingen. Het moet ook nog leiden tot een smakelijk voedingspatroon, dat ook op de langere termijn praktisch te gebruiken is. Wel is wetenschap een mooie basis: georganiseerde kennis om op voort te borduren. En dat voortborduren betekent bijna ongemerkt dat je steeds meer een mening in plaats van feit geeft. Wat mij betreft is dat niet per se erg zolang je er maar wel bewust van bent. Ik zeg in mijn les regelmatig: ‘ik denk dat het zo zou kunnen zijn, maar let op dit is mijn hypothese die logisch klinkt maar dus niet bewezen is.‘ Mijn eigen hypotheses zijn nooit stellig maar meer in de vorm van ‘het zou kunnen zijn dat‘.

Leg als prof uit als je een mening geeft: dat is wel zo helder

Zo was ik vrijdag via twitter betrokken bij een discussie over zoetstoffen. Het huidige  wetenschappelijke standpunt is dat het veilig is. Maar veilig is niet hetzelfde als dat je het nodig hebt. En hier en daar verschijnen er andere onderzoeken. Dus mogelijk zal het standpunt in de toekomst wijzigen. Zo genuanceerd leg ik dat ook uit in mijn lessen. Dat consumenten dat minder genuanceerd doen vind ik logisch. Maar dat iemand die opgeleid is als klinisch epidemioloog (en niet werkzaam in voeding) schrijft ‘alle zoetstoffen zijn killers voor onze darmflora: daarom mijden als de pest of accepteren dat je er ziek van wordt‘ vind ik apart. En ook ‘het wrange is dat je er dikker van wordt dan van suiker‘. Dat zou kunnen maar is nog geen evidence based standpunt. Het eindigt met ‘nou……lees eens een stukje……succes met de sweeteners‘. Ik las de stukjes die er in de linken stonden maar in die stukjes stond ‘het zou wellicht kunnen dat….‘. Als klinisch epidemioloog kun je daar niet van maken ‘het is zo dat….‘. Mag je dan als wetenschapper alleen maar wetenschap samenvatten en niets meer vinden. Wat mij betreft wel maar het is wel zo helder als je dan communiceert dat je persoonlijke menig anders is dan de huidige stand van zaken. Een persoonlijke mening mengen met wetenschappelijk bewijs helpt niemand verder.

Houd het bij je eigen vakgebied

En eigenlijk ben ik ook van mening dat je als wetenschapper je beter bezig kunt houden met je eigen vakgebied en alleen daar een openbaar standpunt over in neemt. Als procestechnoloog weet je alles van hoe je een product maakt, maar heb je niet geleerd om een goed onderbouwd voedingsadvies te geven. Dan lees je ineens van een procestechnoloog dat je minder koolhydraten moet eten. Leuk wellicht zo’n persoonlijke mening voor vrienden, maar niet onderbouwd door de huidige stand van zaken in de wetenschap voor gezonde mensen. Voor mensen die insulineresistent zijn of diabetes hebben ligt dat wel iets anders. Het is relevant dat we dit niet vergeten.

Mij moet je ook niet geloven

Studenten vragen me dikwijls waarom ze wel zouden moeten geloven wat ik zegt. Ik wil helemaal niet dat mijn studenten mij geloven ;). Wel wil ik graag dat ze en zelf leren voors en tegens af te wegen, zodat ze keuzes kunnen maken en kunnen overzien wat de gevolgen zijn van deze keuzes. En dat duidelijk aan hun klanten uit kunnen leggen. Als mensen geïnformeerd zijn, kunnen ze zelf immers beter kiezen. Ik weet best veel van voeding, maar lang niet alles. Ik heb echter wel een uitstekend netwerk waarmee ik goed kan sparren. En daar maak ik vaak dankbaar gebruik van.

En nee, echt niet alles is met wetenschap te verklaren. Maar soms is het best handig dat er wetenschap bestaat waarmee je ‘fantasie-hypotheses’ redelijk eenvoudig kunt weerleggen. Wetenschap heeft een dimensie toegevoegd aan mijn kijk op mijn vak en dat geeft me energie. Mijn adviezen/lessen zullen altijd evidence based zijn. Dat betekent een afweging van wetenschappelijke feiten, klinische blik en minstens zo belangrijk ‘de wens van de adviesvrager’. Mensen komen niet in een voedingspraktijk om de beste wetenschapper te worden, maar om te leren hoe ze een en ander in hun dagelijkse leven kunnen implementeren.